Alleenstaand kind mag niet worden uitgezet naar Hongarije
Nederland mag een zestienjarige jongen uit Syrië die alleen - zonder ouders of familie – Europa was binnengekomen niet uitzetten naar Hongarije. De jongen had in Hongarije een asielvergunning gekregen maar zijn kinderrechten zijn daar niet gegarandeerd. De Nederlandse voogdijinstelling Nidos, maakte zich hard voor deze zaak, maar de autoriteiten wilden hem toch terugsturen. De Hoogste bestuursrechter steekt hier nu een stokje voor omdat er niet goed naar de belangen van de jongen is gekeken.
In Nederland werd de asielaanvraag van de jongen afgewezen omdat Hongarije hem al een asielstatus had verleend. Bij de afwijzing van de asielaanvraag erkent de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dat de positie van de jongen als asielstatushouder in Hongarije moeizaam is. Dit blijkt uit diverse rapporten. Zo zijn Hongaarse scholen niet voorbereid op de ondersteuning die minderjarige statushouders nodig hebben, zijn vergoedingen aan statushouders voor scholing stopgezet en zijn er in de praktijk obstakels bij de toegang tot onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting. De IND acht het evenwel mogelijk voor de jongen in Hongarije een zelfstandig bestaan op te bouwen. Bovendien zou hij als minderjarige bescherming of hulp kunnen krijgen van de Hongaarse overheid.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter van Nederland, is het hier niet mee eens en oordeelt dat het besluit de jongen terug te sturen naar Hongarije in strijd is met artikel 24, tweede lid, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Op grond van deze bepaling – die is gebaseerd op het VN-Kinderrechtenverdrag – moeten de belangen van het kind bij ieder besluit een essentiële overweging vormen. Volgens de Afdeling is dit hier niet gebeurd. De IND heeft namelijk niet uitgelegd waarom van een kind van zestien jaar kan en mag worden verwacht dat hij in Hongarije een zelfstandig bestaan opbouwt. De IND moet dan ook een nieuw besluit nemen en daarbij de belangen van de jongen betrekken.
Defence for Children vindt het belangrijk dat de hoogste bestuursrechter in Nederland onderstreept dat de belangen van het kind bij ieder besluit een essentiële overweging moeten vormen. Dat vraagt een praktische uitwerking voor het kind dat het betreft.