Gespecialiseerde instellingen voor loverboyslachtoffers bieden goede hulp
In 2017 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (in oprichting) de kwaliteit onderzocht van de dertien jeugdhulpaanbieders (open en gesloten instellingen) die gespecialiseerde opvang en hulp bieden aan (vermoedelijke) slachtoffers van loverboys. De Inspectie heeft op verzoek van de instellingen aanvullend getoetst in hoeverre de kernelementen uit het kwaliteitskader van de commissie Azough aantoonbaar aanwezig zijn binnen de door de instellingen geboden hulp. De Inspectie concludeert dat de meeste van de dertien onderzochte jeugdhulpaanbieders kwalitatief goede gespecialiseerde hulp bieden aan (vermoedelijke) slachtoffers van loverboys.
De Inspectie concludeert daarnaast wel dat er verbeteringen nodig zijn. Zo dienen enkele instellingen bij de uitvoering van de hulpverlening nadrukkelijker aan te sluiten bij de problematiek van de (vermoedelijke) slachtoffers. Bovendien zal bijna de helft van de instellingen de medewerkers verder moeten scholen in het werken met (vermoedelijke) slachtoffers van loverboys.
Slachtoffers onvoldoende in beeld
De Inspectie acht het zorgelijk dat het aantal behandelde slachtoffers van loverboys veel lager ligt dan het geschatte aantal slachtoffers. Door de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen wordt het aantal minderjarige slachtoffers van binnenlandse seksuele uitbuiting geschat op 1.363. Echter, het aantal (vermoedelijke) minderjarige slachtoffers dat bij de dertien jeugdhulpaanbieders in het voorjaar van 2017 werd behandeld ligt op 142. Dit betekent volgens de Inspectie dat slachtoffers nog onvoldoende worden gesignaleerd en nog onvoldoende worden doorverwezen naar de gespecialiseerde jeugdhulp. De Inspectie acht het daarom van belang dat het bestaande hulpaanbod beter bekend raakt bij de gemeenten die de jeugdigen naar de hulp verwijzen en dat gemeenten, VNG en VWS zorgen dat er een landelijk dekkend hulpaanbod voor deze slachtoffers komt.
Weglopers
Regelmatig lopen jongeren weg uit jeugdhulpinstellingen. Hieronder bevinden zich ook slachtoffers van loverboys. Zij lopen het risico opnieuw slachtoffer te worden. De Inspectie heeft de instellingen ook geïnspecteerd op het bieden van veiligheid, waar het adequaat reageren op vermissingen onderdeel van uitmaakt. Nagenoeg alle jeugdhulpaanbieders voldoen aan de zes verwachtingen die bij het thema “veiligheid” horen. De professionals houden goed zicht op de veiligheid van de (vermoedelijke) slachtoffers van loverboys en beperken de veiligheidsrisico’s voor deze jeugdigen. Ook stellen zij, conform het kwaliteitskader van de commissie Azough, de veiligheid van de jeugdigen gedurende de hulpverlening centraal. Deze instellingen scoren voldoende op het afnemen van een risicotaxatie, het in kaart brengen van het risicovolle netwerk, het verlofplan, veiligheidsafspraken, verlofopbouw, en verlofstatus (van begeleid naar onbegeleid). Bij twee jeugdhulpaanbieders verwacht de Inspectie dat zij verbeteringen doorvoeren op het gebied van zowel het inschatten van veiligheidsrisico’s als het inzetten van hulp om de veiligheidsrisico’s te beperken.
Defence for Children – ECPAT werkt aan een quickscan naar het reageren van politie en instellingen op weglopers in de zorg. Hieruit kan alvast geconcludeerd worden dat er wat betreft het reageren op vermissingen door instellingen nog wel verbeteringen te behalen zijn. Dit lijkt met name te gelden voor instellingen die geen gespecialiseerd aanbod hebben, maar wel slachtoffers van loverboys in de opvang hebben.