Rechtbank Den Haag stelt belang van geworteld kind centraal in verblijfszaak
De rechtbank Den Haag oordeelt op 1 april 2025 dat de minister van Asiel en Migratie onvoldoende rekening hield met het belang van een geworteld Oekraïens meisje dat sinds 2014 in Nederland woont. De minister besteedde in haar beslissing geen aandacht aan haar langdurige verblijf, de impact van het leven in onzekerheid en dat terugkeer naar Oekraïne geen reële optie is. Daarnaast achtte de rechter het van groot belang het meisje zelf te horen. Defence for Children Nederland ziet dit als een prachtig voorbeeld van kindvriendelijke justitie, waarin de rechter het kind hoorde, haar behoeften serieus nam en in begrijpelijke taal uitlegde hoe haar verhaal meewoog in de uitspraak.
Achtergrond van de zaak
De zaak gaat over een meisje dat met haar gezin vanuit Oekraïne in 2014 naar Nederland komt toen ze slechts één jaar oud was. Het gezin krijgt, vanwege de oorlog in Oekraïne, tijdelijke bescherming. Deze verblijfsstatus vervalt op 4 maart 2026. In 2019 diende het meisje een aanvraag in voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (recht op privéleven). De minister wees deze aanvraag af.
Vanaf haar 1ste woont het meisje in Nederland. Ze ging hier naar de basisschool en gaat na de zomer dit jaar naar de middelbare school. Ze woont inmiddels 11 jaar in Nederland. Ze weet niet beter dan dat Nederland haar thuis is en ziet haar toekomst dan ook in Nederland. Door de oorlog in Oekraïne kan het meisje niet terugkeren. Bovendien is het land voor haar totaal onbekend.
Omdat de minister haar verblijfsaanvraag afwees, kwam de zaak bij de rechter. Op 14 juli 2022 droeg de rechter in haar uitspraak de IND op een nieuw besluit te nemen en daarbij bijzondere aandacht te besteden aan de persoonlijke situatie van het kind en de impact van langdurige onzekerheid. De IND ging in hoger beroep. In hoger beroep werd op 7 juni 2024 geoordeeld dat de IND geen gelijk kreeg en opnieuw moet beslissen. Op 11 december 2024 heeft de minister opnieuw besloten om geen verblijfsvergunning te verlenen aan het meisje. De advocaat van het meisje ging in beroep. Defence for Children Nederland ondersteunde de advocaat van het meisje met inhoudelijke input. Op 1 april 2025 deed de rechter zijn uitspraak.
Belang en mening van het kind
In artikel 3 van het VN-Kinderrechtenverdrag staat dat de overheid bij elke beslissing die een kind raakt, het belang van dat kind voorop moet stellen. Dat geldt ook voor besluiten of een kind in Nederland mag blijven of moet terugkeren naar het land van herkomst. In deze zaak concludeert de rechtbank dat de minister dit uitgangspunt niet heeft toegepast en de belangen van het kind zelfs geheel buiten beschouwing liet.
In artikel 12 van het VN-Kinderrechtenverdrag staat dat het kind het recht heeft om gehoord te worden. De overheid moet serieus naar de mening van het kind luisteren en daarbij rekening houden met de leeftijd en ontwikkeling.
Het VN-Kinderrechtencomité benadrukt in General Comment 12, een toelichting op de interpretatie van het recht van kinderen om gehoord te worden, dat een kind moet horen wat er met zijn of haar mening is gedaan.
De rechtbank handelde in lijn met het VN-Kinderrechtenverdrag. Er werd geluisterd naar het meisje, haar mening werd serieus meegenomen in het oordeel en er werd in begrijpelijke taal uitgelegd wat de rechter heeft besloten. Kort voor de zitting sprak de rechtbank met het meisje. Zij vertelde over de spanning en onzekerheid die haar situatie veroorzaakt.
Een kindvriendelijke rechtspraak
In de uitspraak staat een samenvatting, speciaal voor haar geschreven, waarin de rechter uitlegt hoe haar verhaal en mening heeft meegewogen in het oordeel:
“Op 22 februari 2019 heb je een aanvraag ingediend voor een reguliere verblijfsvergunning. We hebben elkaar hierover op 25 maart 2025 op de rechtbank gesproken. Je bent in 2014, toen je nog maar één jaar oud was, met je ouders vanuit Oekraïne naar Nederland gekomen. Je hebt mij verteld dat je bang bent dat je naar Oekraïne moet als de tijdelijke bescherming op 4 maart 2026 afloopt. Je hoort dat het daar niet veilig is en je hebt daar helemaal niets. Je woont ook al meer dan tien jaar in Nederland. Na de zomervakantie ga je naar de middelbare school. Het is moeilijk voor je dat je na al die jaren nog steeds geen vergunning hebt in het land waar je bent opgegroeid, waar je al acht jaar naar school gaat en waar je je toekomst ziet.
Ik heb je zaak eerder behandeld. Dat was op 8 juli 2022. Ik heb op 14 juli 2022 uitspraak gedaan. Daarbij heb ik de IND opgedragen een nieuw besluit te nemen en daarbij bijzondere aandacht te schenken aan dat het je zwaar valt om je leven in onzekerheid door te brengen. Er moest binnen zes weken worden beslist, maar de IND is in hoger beroep gegaan. In hoger beroep is op 7 juni 2024 uitspraak gedaan. De IND heeft geen gelijk gekregen.
Op 11 december 2024 heeft de minister een nieuwe beslissing genomen. Je advocaat heeft uitgelegd waarom zij het geen goede beslissing vindt. Ze heeft gezegd dat er niet goed is gekeken naar het Kinderrechtenverdrag en naar mijn uitspraak. Ze heeft mij gevraagd een streep door deze beslissing te zetten. Ik ben het met je advocaat eens. Er is helemaal geen aandacht aan besteed dat je al sinds 2014 in Nederland woont en dat het je zwaar valt om je leven in onzekerheid door te brengen. Dat had wel moeten gebeuren. Dit stond namelijk in mijn uitspraak. Daarom moet de minister opnieuw beslissen.”
Kindvriendelijke justitie in de praktijk
Deze uitspraak vormt een concreet voorbeeld van kindvriendelijke justitie, waarbij het kind niet alleen werd gehoord, maar belangen en behoeften ook serieus worden genomen. De rechter gaf uitleg in kindvriendelijke taal en maakte ruimte voor het persoonlijke verhaal van het kind.
De aanpak past binnen de richtlijnen van de Raad van Europa over kindvriendelijke justitie en sluit aan bij de uitgangspunten van het VN-Kinderrechtenverdrag. Deze normen van de Raad van Europa beogen het rechtssysteem te verbeteren en aan te passen aan de specifieke behoeften van kinderen, waarmee hun rechten worden gewaarborgd.
Volgens de richtlijnen houdt kindvriendelijke justitie in dat het rechtssysteem toegankelijk is en afgestemd op de leeftijd van het kind. Procedures moeten snel en zorgvuldig verlopen en zijn aangepast aan en gericht op de behoeften van het kind. Daarbij wordt het recht op een behoorlijke procedure gerespecteerd, net als het recht op begrijpelijke informatie voor kinderen over hun procedure. Ook het recht op privé- en gezinsleven en het recht op integriteit en waardigheid van het kind moeten altijd worden gerespecteerd.
Defence for Children Nederland vindt dat deze uitspraak geen uitzondering, maar de regel zou moeten zijn in zaken die over kinderen gaan. Dit soort rechtspraak laat zien dat kinderen actief kunnen en moeten deelnemen aan procedures die hen raken.