Bestraffing van seksuele uitbuiting van minderjarigen nog steeds onduidelijk
Het is nog altijd niet duidelijk hoe een rechter tot een bepaalde beslissing is gekomen bij uitspraken in mensenhandelzaken in de periode 2019-2023. Dat blijkt uit het recente onderzoek van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (april 2025). Defence for Children – ECPAT vindt dit zorgelijk, want voor slachtoffers blijven rechtszaken daarmee onvoorspelbaar. Bovendien worden slachtoffers ontmoedigd om aangifte te doen door het vaak laag uitvallen van de straffen. Wij ondersteunen daarom de aanbevelingen van de Nationaal Rapporteur om toetsingskaders te gebruiken en kennis beter te borgen en te delen.
In het onderzoek van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen zijn 229 vonnissen en arresten inzake mensenhandel geanalyseerd.
In 2020 deed Defence for Children – ECPAT al een jurisprudentieonderzoek waarin we 145 rechterlijke uitspraken analyseerden. In deze uitspraken werden verdachten veroordeeld voor seksuele uitbuiting van minderjarigen. Aanleiding van onze analyse was de zorg dat slachtoffers het strafproces als te belastend ervaren, mede doordat opgelegde straffen vaak laag zijn, ook lager dan de eis van het Openbaar Ministerie (OM). Uit het onderzoek bleek destijds dat een netto gevangenisstraf tot 12 maanden het meest werd opgelegd, terwijl het wettelijk maximum 15 jaar is. Ook bleek uit het onderzoek dat rechters wel benoemen welke factoren invloed hebben op de straftoemeting, maar niet hoe zij die wegen. Dit leidt tot onduidelijkheid, onbegrip en ongeloof bij slachtoffers. Bovendien ontbrak toen een oriëntatiepunt voor de bestraffing van mensenhandel, hoewel het OM wel al een richtlijn hanteerde.
Defence for Children - ECPAT heeft bekeken in hoeverre de aanbevelingen uit ons onderzoek van 2020 ten uitvoer zijn gelegd.
Oriëntatiepunten
Sinds mei 2021 heeft de Rechtspraak oriëntatiepunten opgesteld voor bestraffing van seksuele uitbuiting. Uit het onderzoek van de Nationaal Rapporteur blijkt echter dat de oriëntatiepunten slechts in 51% van de relevante zaken zijn toegepast. Indien zij werden toegepast, gebeurde dit niet altijd op dezelfde manier. Daarbij werd niet duidelijk op welke manier de toepassing ervan invloed heeft gehad op de uitspraak. Ook uit dit onderzoek blijkt dat rechters nog steeds vaak lagere straffen opleggen dan het OM eist. De reden voor dit verschil blijkt veelal nog steeds niet duidelijk uit de motivering van de rechtbank. Soms noemen rechters hiervoor als reden dat er een groot verschil zit tussen de oriëntatiepunten van de Rechtspraak en richtlijnen van het OM. Het doel van het creëren van rechtseenheid en rechtszekerheid door het formuleren van de oriëntatiepunten is hierdoor volgens de Nationaal Rapporteur nog niet bereikt.
Gewicht van factoren in de straftoemeting
Uit het rapport van de Nationaal Rapporteur blijkt dat het lastig is in uitspraken een onderscheid te maken tussen het toetsingskader, de beoordeling en de strafmaatoverwegingen. In de beoordeling wordt vaak niet teruggegrepen op het in de uitspraak vermelde toetsingskader. Dit toetsingskader bestaat vaak uit de Chinese horeca-criteria, die meestal wel benoemd worden maar minder kenbaar worden toegepast. Dat terwijl deze criteria een belangrijke maatstaf zijn bij mensenhandel voor het vaststellen van uitbuiting. Verder lopen overwegingen in elkaar over en missen tussenstappen waardoor de conclusie niet logisch lijkt. Dit komt de inzichtelijkheid van de beoordeling niet ten goede.
Daarnaast is de motivering van de opgelegde straffen en maatregelen nog steeds onvoldoende helder en is het vaak onduidelijk hoe de rechter tot een bepaalde straf is gekomen. De rechter houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf soms rekening met de oriëntatiepunten, maar die worden zoals eerder benoemd wisselend gebruikt en toegepast. De Nationaal Rapporteur adviseert dan ook dat rechters aan de hand van een toetsingskader inzichtelijk maken welke stappen zij nemen om tot een beslissing te komen. Ook dient er betere kennisborging en -deling te zijn om de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling te bevorderen. Er wordt nu namelijk maar weinig kennis opgebouwd en behouden over mensenhandelzaken. Dit terwijl dit juist zo belangrijk is nu er maar een klein aantal zaken wordt aangebracht en de aantallen per gerecht erg verschillen van elkaar.
Vooruitgang?
Volgens de aanbevelingen van Defence for Children - ECPAT zijn er oriëntatiepunten gekomen voor zaken waarin seksuele uitbuiting centraal staat. Toch laat de manier waarop deze worden toegepast naar onze mening te wensen over. Wat betreft de invloed die de verschillende factoren op de straftoemeting hebben, zijn er nog geen stappen gezet ten opzichte van ons rapport. Volgens de Nationaal Rapporteur zou er meer uniformiteit in het gebruik van de oriëntatiepunten moeten komen, met name door het gebruik van toetsingskaders. Daarnaast moet betere inzichtelijkheid worden gecreëerd in de totstandkoming van beslissingen. Tot slot moet er volgens de Nationaal Rapporteur worden gedaan aan betere kennisborging en -deling. Vooruitgang op deze punten is des te belangrijker nu het dagvaardingspercentage in 2023 het laagste ooit was voor mensenhandelszaken. Dit vormt namelijk een groot risico voor effectieve aanpak van deze vorm van criminaliteit die een grote impact heeft op slachtoffers en maatschappij.
Meer informatie:
- Door inzicht ontwikkelen, jurisprudentieonderzoek mensenhandel 2019 - 2023 (Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, 2025)
- Bestraffing van seksuele uitbuiting van minderjarigen gewogen (Defence for Children – ECPAT, 2020)