Staatssecretaris moet de zaak van Zuzu opnieuw beoordelen
Op 17 juli heeft de rechtbank Utrecht bepaald dat de Iraakse Zuzu (6) en zijn broer en moeder niet mogen worden uitgezet. Zuzu heeft het syndroom van Down en hij heeft een beroep gedaan op artikel 64 van de Vreemdelingenwet waarin is bepaald dat een vreemdeling niet mag worden uitgezet zolang dat gelet op de gezondheidssituatie onverantwoord is. De staatssecretaris had zich op het standpunt gesteld dat er bij terugkeer geen medische noodsituatie voor Zuzu zal ontstaan, omdat zijn ouders in staat zijn hem de noodzakelijke begeleiding te geven.
Onvoldoende gespecialiseerde zorg
De rechtbank oordeelt dat dit standpunt van de staatssecretaris niet goed is onderbouwd. Volgens de rechter is niet duidelijk hoe de ouders tot deze gespecialiseerde begeleiding in staat moeten worden geacht. De rechtbank heeft daarbij ook betrokken dat er door het tijdelijk wegvallen van de gespecialiseerde zorg na een verhuizing binnen Nederland bij Zuzu sprake was van een terugval. Volgens de rechter heeft de staatssecretaris ten onrechte deze gevolgen van de verhuizing niet betrokken bij zijn standpunt dat er geen medische noodsituatie zal ontstaan bij uitzetting naar Irak. De staatssecretaris moet daar nu opnieuw naar gaan kijken.
Te weinig zorg leidt tot psychisch lijden
Martin Vegter: “Het is heel goed nieuws dat de rechter de voorgenomen uitzetting niet toelaat. We zien op de helpdesk bij Defence for Children meer zaken waarbij er in de verblijfsprocedures onvoldoende gewicht wordt toegekend aan de bijzondere kwetsbaarheid van kinderen met een handicap of ziekte. Bij Zuzu is al eerder gebleken dat de impact van een verhuizing en het tijdelijk wegvallen van de noodzakelijke zorg en begeleiding op zijn gezondheid zeer groot is. Bij een gedwongen terugkeer naar Irak is het risico op verder psychisch lijden zeer groot, omdat de ouders niet in staat zijn de gespecialiseerde begeleiding op zich te nemen die vereist is om dit te voorkomen. De staatssecretaris heeft op grond van artikel 23 van het VN-Kinderrechtenverdrag de plicht om extra bescherming te bieden aan kinderen met een handicap. Dat betekent naar onze overtuiging dat aan Zuzu een verblijfsvergunning moet worden verleend zodat de continuïteit van de medische zorg en begeleiding gewaarborgd is.”
Palestijnse vader kan gezin onvoldoende beschermen in Irak
De vader en het zusje van Zuzu verblijven in Syrië. De vader van Zuzu is een Palestijn. De staatssecretaris heeft in de verblijfsprocedure steeds het standpunt ingenomen dat de vader van Zuzu in het geval van hun uitzetting naar Irak kan gaan om zijn vrouw en kinderen daar te beschermen. Martin Vegter: “Inmiddels is het landenbeleid voor Irak gewijzigd. Palestijnen in Irak zijn daarin aangewezen als een kwetsbare minderheidsgroep. Gelet op deze beleidswijziging lijkt ook het standpunt van de staatssecretaris over bescherming door de vader niet langer te handhaven. De samenhang van alle omstandigheden in deze zaak geven alle aanleiding voor het verlenen van een verblijfsvergunning.”
Klacht bij Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De advocaat van Zuzu heeft een klacht ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens omdat de kwetsbaarheid van Zuzu in samenhang met de onveiligheid in Irak onvoldoende is betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag. Het Hof heeft de klacht in behandeling genomen en een reactie van de Nederlandse staat gevraagd, onder meer over de positie van Palestijnen in Irak. Defence for Children zal deze procedure waar nodig ondersteunen.
Lees meer over de zaak van Zuzu
Lees meer over de bescherming van kwetsbare migrantenkinderen